barbelen

Familie: Cyprinidae

De meeste soorten leven vlak bij de bodem, waar ze naar klein voer als plantenresten en kleine dieren zoeken. Sommige soorten eten vruchten, enkele zeer grote soorten zijn visrovers.  

  • Bak: hoe groter het grondvlak, hoe beter. De baklengte hangt af van de visgrootte en het temperament van de vis.

 

  • Inrichting: de meeste soorten grondelen graag in zachte bodem. Scherp of grof grind is zodoende ongeschikt. Grootbladige planten en een lichte wortel wirwar scheppen rustplaatsen, waarvan tussen heftige activiteitsfasen door graag gebruik wordt gemaakt. Fijn gevederde planten dienen als schuilplaats voor kleinere soortgenoten, maar deze planten worden ook door sommige barbelen opgegeten.

 

  • Watertype: de soorten stellen sterk verschillende eisen, maar de meeste voelen zich prettig bij watertype 3-5. Sommige barbelen, zoals de Prachtbarbeel hebben voor een duurzaam leven koeler water nodig. 

 

  • Voer: de meeste barbelen nemen alle gangbare voersoorten - afhankelijk van hun grootte - aan. 

 

  • Gezelschap: barbelen zijn groepsvissen, die zonder gezelschap van dezelfde soort ongetwijfeld verpieteren. Niettemin vormen de mannetjes tijdelijk kleine territoria, die ze tegen andere barbelen en ook andere bodemvissen verdedigen. Vooral solitaire grote barbelen kunnen daarbij onbehouwen worden. Daarom is het beter om altijd een groep van minstens 8 dieren in een bak te houden. De agressie wordt dan onder elkaar afgereageerd. Sommige soorten, vooral het Sumatraantje, neigen ernaar andere vissen in hun lange vinnen te bijten. Houd ze daarom zeker niet samen met lang vinnige vissen.

 

  • Geslachtelijke verschillen: mannetjes zijn meestal kleurrijker, vrouwtjes zijn dikker.

 

  • Kweek: barbelen leggen eitjes, zonder broedzorg. In een zeer dicht beplant en zwak bezet aquarium redt een jonge vis het meestal wel. Beter is het om ze in een aparte bak op te laten groeien. U kunt proberen ze op te kweken door ze levend voer en droogvoer te geven. 

 

  • Soorten: uit aquaristisch oogpunt kunnen er naar gelang van de grootte drie groepen onderscheiden worden: kleinere meer terughoudende, middelgrote robuste en zeer grote soorten. Tot de eerste groep behoren Aziatische (Puntius) en Afrikaanse (Barbus) soorten, die in kleinere aquaria vanaf 60-80 centimeter lengte ook prima geschikt zijn als gezelschap voor iets rustigere vissen, die zich in de onderste bakregio's ophouden en verschillende eisen aan de waterwaarden stellen (P. Titteya, P. Pentazona, P. Oligolepis, B. Barilioides) De barbelen van de tweede groep zijn robuuste groepsvissen, die met hun tijdelijke territoriumdrang en 'onbehouwen' gedrag alleen geschikt zijn als gezelschap voor eveneens robuuste soorten. Tot deze groep behoren echter de mooiste en geliefdste soorten, bijvoorbeeld het Sumatraantje, de Purperkop en de Meloenbarbeel. Tot de 'potige' klasse behoren de Schwanenfelds-barbeel en Haaibarbeel. 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb